
De boot
De boot naar Noorwegen was een ramp. Niet het feit dat één van de motoren stuk was, waardoor hij niet om 16.00 uur vertrok maar om 22.00 uur, maar door het totale gebrek aan klantvriendelijkheid van de pubers aan de balie. Wij wilden graag weten of de camping in Kristiansand nog open was, of ze misschien even wilden bellen. Nee, want in Noorwegen spraken ze een andere taal ( Scandinaviërs klagen over elkaar dat ze gewoon hun eigen taal blijven spreken als ze in een ander land gaan wonen, in plaats van dat ze de plaatselijke taal gaan leren ) en nee, ze wisten het telefoonnummer ook niet, en nee, dat konden ze ook niet opzoeken op de computer voor hun neus, waarop ze wel internetspelletjes konden spelen.
Anderen, die de weg naar de pizzeria van Hirtshals vroegen, kregen met tegenzin een summiere uitleg. Later bleek, toen ik uit verveling het veerbootkantoor nauwkeurig bekeek, tegenover de balie een rek te staan met een enorme stapel folders met de plattegrond van Hirtshals.
Hun vaardigheid in de Engelse taal viel mij ook tegen, vooral toen we op de camping van Kristiansand – in de regen, om één uur ’s nachts – opgewacht werden door de campingbeheerder, die erg goed Engels sprak. Later merkten we dat veel Noren erg goed Engels spreken. Beter dan de gemiddelde Nederlander.
Het weer
We hebben ons een beetje verkeken op het weer. We waren met twee kleine tentjes, twee volwassenen en twee jonge pubers. Het weer was één dag regen op twee dagen zonder regen. Die droge dagen waren of bewolkt of zonnig. Hele dagen met elkaar gezellig in één klein tentje zitten vond ik vermoeiend.
Lysefjorden
Lysefjorden heeft mijn hart gestolen. Hij is maar dertig kilometer lang, tegen de iconische Hardangerfjord 170 km. Maar de grote fjorden zijn niet alleen lang, maar ook breed. Wij hebben drie nachten gekampeerd in Lysebotn, waar het water ophoudt. De Lysefjord bij Lysebotn is smal ( 500 m schat ik ) en de rotswanden bijna loodrecht ( 800 m ). Even verderop, bij Kjeragbolten, is een springplaats voor basejumpers. Lysebotn ligt op de bodem van een bak. De hoogte van de rotsen vervormt je waarneming van grootte en afstand. Mensen lijken klein en daardoor verderweg dan ze zijn. Je hersenen registreren vaag dat er iets niet klopt.

We kwamen aan in Lysebotn via de weg. Er is één weg naar Lysebotn. Het is een éénbaansweg, zestig kilometer lang, vanaf de N9 bij Nomeland. We hebben de afslag fors gemist. Het is een prachtige weg, veel mooier, wilder, onherbergzamer en afwisselender dan de Hardangervidda. De weg is alleen geschikt voor auto’s zonder aanhanger. Ook niet voor campers. Dat komt door de afdaling op het eind, 800 meter in 8 km, waarvan een deel keertunnel, en 32 haarspeldbochten. In Lysebotn is geen winkel. Na twee nachten was het brood op. De dichtstbijzijnde winkel is aan het andere eind van de fjord of de zestig kilometer weg terug. We konden ontbijten in het campingcafé, met diepvriespistoletjes, lekker en uitgebreid en schappelijk, voor Noorse begrippen.
Op de camping konden we twee kajaks en één kano huren, met wat matig passende wetsuits . We zijn ermee naar de landingsplek van de basejumpers gevaren. Rechter oever aanhouden, vorige week was er een groot rostblok uit de linkerbergwand gevallen. Gedurende de hele tocht zag ik het voor mijn ogen gebeuren. Een enorme plons en een vloedgolf die op ons afgolfde, terugsloeg van de rechteroever, weer tegen de linkeroever. Het voer onrustig. De wind wakkerde aan en uiteindelijk was het een behoorlijke tocht. De oevers torenden boven ons uit, nat glimmend, dreigend, imponerend. Het landingsterrein was een puinwaaier met hier en daar een paar vierkante meter vlakachtig gras. Er stond een lief bakentje in de vorm van een vuurtoren. Twee springers kwamen naar beneden, pal boven ons. Eén gilde de longen uit zijn lijf.
In Lysebotn konden we zien hoe allemansrecht misbruikt wordt. Even buiten het dorp liggen rotsachtige velden waar mensen hun tenten opzetten, vuurtje stoken en waar ze met hun behoeften heen moeten ? Sommigen wandelen dan even op en neer naar de camping om de voorzieningen te gebruiken.
Preikestolen / De Preekstoel
Aan de Lysefjord ligt de overbekende Preekstoel, een rots waar je op kunt, na een wandeling van twee tot drie uur. Het was een mooie dag. De mensen liepen in een mierenspoor naar boven. Op het plateau, zonder hekjes, op iets van 600 meter hoog, was het een gezellig, ingetogen geroezemoes. Dat kleine vierkante stuk rots midden bovenin de foto hieronder, dat is hem.

Aan het pad naar de Preekstoel liggen een paar meertjes waar je kunt zwemmen.
Nestflaten : middenin nergens
Op Google Maps heeft het niet eens een naam. Het dorp ligt aan rijksweg 13, die zich op de rand van bergen en met tunnels door bergen langs wateren slingert. Nadat je de Urheimtunnel uitgereden bent en voor je een kilometer verder de Kjeldhammartunnel inrijdt kan je rechtsaf Nestflaten in, een groep huizen verspreid over een sedimentvlakte aan een meer, omringd door bergen. Wij verwachtten een gelegenheid om de dingen te doen die je na langere tijd in een auto doet. Tevergeefs. De dag dat wij voet zetten in Nestflaten was bewolkt. Het miezerde af te toe, het was fris. De dichtsbijzijnde grote plaats is Røldal, 26 kilometer verderop, uitgang rechts. Wikipedia geeft 635 inwoners in 1965. De uitgang rechts brengt je na 67 kilometer in Sand, 1.150 inwoners. Daar zit je dan.
Rijksweg 13 is tweebaans, zoals de meeste rijkswegen in Noorwegen ; en soms éénbaans. De maximumsnelheid is 80 km/u. Dat halen zelfs de Noren niet altijd.
Hardangervidda
Afgezien van een gletscher in de verte, de Hardangerjokullen, waar we na elke bocht in de weg hoopvol naar zochten en voor stopten om er nog mooiere foto’s van te makan dan de tientallen die we al hadden, vond ik er niet veel aan. Langdurig kale, platte rotsen, minder variatie in het landschap dan we zagen op de weg naar Lysebotn.

Oslo
Oslo is mooi. We waren in Oslo op een prachtige, zonnige dag. Iedereen zomers, levendig. Pleinen met bomen en met mooi onderhouden gras en bloemenperkjes. Het schijnt een heel dure stad te zijn. Het zal wel. Het parkeren is vreselijk duur. De reisgidsen waarschuwden voor tol, maar niets gezien. Nu stonden we ook op de stadscamping en we reisden met het openbaar vervoer, de reisgidsen waarschuwden ook voor de ingewikkelde verkeerssituatie, en dat klopte wel. We reden makkelijk naar een parkeergarage, maar de weg naar de camping was een jungletocht.
De camping Ekeberg ligt op een heuvel. Tussen de camping en de weg is alleen een greppel. Je stapt zo de camping af en op. Vanaf de weg heb je een prachtig uitzicht over de stad, de twinkelende lichtjes ’s avonds, de skispringschans Holmenkollen in de verte, treinjtes, trammetjes.
